Algemene voorschriften voor de deelnemers aan het verblijf

[uit: gemeenteraadsbesluit, 1985, Politiereglement op de kampeerterreinen en – inrichtingen]

....

  • B..     Algemene voorschriften voor de deelnemers aan het verblijf

Art. 8. – De eerste dag van het verblijf op het grondgebied van de gemeente, legt de verantwoordelijke persoon van iedere vereniging of groep, bij de gemeentepolitie een lijstneer met de namen en geboortedatums van al de deelnemers aan het verblijf. De verantwoordelijke persoon zal deze lijst ondertekenen en voorzien van zijn volledige identiteit.

Art. 9. – De verantwoordelijke van iedere vereniging zorgt er voor dat op de kampplaats steeds een persoon is die weet waard de vereniging zich bevindt.

Art. 10. - §1. – Het is ten strengste verboden te roken in de bossen en op de heidevelden.

                  §2. – De verantwoordelijke persoon van iedere groep zorgt ervoor dat de vuren slechts worden aangestoken wanneer de stookplaats binnen een kring van ten minste één meter is vrijgemaakt van alle takken, twijgen, dode bladeren, groene of droge  planten en van ieder brandbaar materiaal. Zodra aangestoken, staan zij onder permanent toezicht. Na uitdoving worden de vuurresten zorgvuldig met aarde of zand bedekt of overvloedig met water overgoten.

                 §3. – De verantwoordelijke persoon zorgt ervoor dat bij de aanleg van kampvuren de burgermeester minstens 24 uur op voorhand verwittigd wordt. De burgemeester kan, na advies van de brandweercommandant, uit veiligheidsoverwegingen het aanleggen van kampvuren verbieden.

Art. 11.  - §1. – De kampeerverblijven en alle op het terrein aanwezige installaties, alsmede het ganse kampeerterrein zullen door de kampeerders volkomen rein gehouden worden.

                 §2. – Geen afval van welke aard ook, zal worden aangelegd of achtergelaten. Alle afval zal door de kampeerders worden verzameld in plastiek zakken, afgeleverd door de uitbater, die goed zullen worden afgesloten en die zullen worden gedeponeerd op de door de uitbater aangeduide plaats teneinde een normale afvoer te kunnen verzekeren. Deze zal op een brandveilige wijze gebeuren.

Art. 12. – Het afvalwater zal worden uitgegoten op de daartoe bestemde plaatsen of in de speciaal hiervoor gegraven putten die bij het einde van het verblijf zorgvuldig zullen worden gedicht.

Art. 13. - §1. – Het verkeer van motorvoertuigen is verboden op het kampeerterrein tussen 22 uur en 7 uur.

               §2. – De verantwoordelijke persoon van iedere groep zorgt ervoor dat het gebruik van radio’s, platendraaiers en andere geluidstoestellen niemand stoort en dat er tussen 22 uur en 7 uur  stilte heerst. Bovendien zullen de beschikkingen worden nageleefd van het besluit van de gemeenteraad, van 20 april 1979: houdende politiereglement op de geluidshinder.

               §3. – Indien meerdere groepen gelijktijdig gebruik maken va neen kampeerterrein of -inrichting, zullen de respectieve verantwoordelijke personen er zorg voor dragen dat de geluidshinder voor de andere groep(en) tot een minimum wordt beperkt.

Art. 14. – Langs openbare wegen mag de richting van het kampeerterrein of -inrichting slechts worden aangeduid op kleine houten boren die  bij het einde van het verblijf door de zorgen van de verantwoordelijke persoon zullen verwijderd worden.

Art. 15. – Zowel op als in de omgeving van het kampeerterrein of de kampeerinrichting zal de natuur met de nodige eerbied behandeld worden: bomen, struiken en veldgewassen zulle niet beschadigd worden en hun nest- of woongelegenheden niet verstoord.

[...]

Hoofdstuk 3 – Kampeerterreinen enkel voor tenten.

Voorschriften

Art. 25. – De minimumafstand tussen de tenten, op de grond gemeten zal 5 meter bedragen;

Art. 26. – Het is ten strengste verboden te roken in de tenten.

Art. 27. – Vuren, aangelegd met het oog op de bereiding van spijzen, zullen derwijze aangelegd worden dat het vuur geen uitbreiding kan nemen. Zodra aangestoken staan zij onder permanent toezicht.

Art. 28. – Een infirmerietent zal de eerste dat van het verblijf zo worden ingericht dat eventuele patiënten er in gunstige omstandigheden kunnen opgenomen worden. De kampeerders zorgen er voor dat een verbandkist aanwezig is zoals voorzien bij Art. 24 bis.

Art. 29. – Er wordt ten minste één overdekte W.C. of loofhut voorzien per 30 personen. De W.C.’s of loofhutten zijn gemakkelijk toegankelijk, afgesloten en ver verwijderd van waterlopen, putten of bronnen. Ze zijn tevens minstens 50 meter verwijderd van slaap- en drankgelegenheden. De  loofhutten zijn steeds zindelijk en er worden tijdig nieuwe gegraven. Bij de loofhutten zal een recipiënt worden geplaatst met een ontsmettingsmiddel zoals creoline, om een regelmatige ontsmetting mogelijk te maken. Op het einde van het verblijf zullen de loofhutten worden afgebroken en afgedekt met een laag goed aangestampte aarde ten minste 50 cm dik.